In de 17e eeuw hadden de kerken, en dus ook de Westerkerk, hondenslagers in dienst om de zwerfhonden en andere ‘moedwilligen’ ‘uyt’ te drijven. Het ‘reglement voor de Respectieve Hondeslagers’ van de gemeente Amsterdam, opgenomen in het Resolutieboek van de Westerkerk geeft zo’n mooi inkijkje in het kerkelijk leven van die tijd dat het hier integraal is overgetikt, inclusief de nummeringsfout van de scribent:
Groot Memoriaal pag 35 berustende ter secretarij der stad Amsterdam
5 feb 1665.
Instructie, ordre en reglement voor de Respectieve Hondeslagers van alle de kerken & bijde de kapellen
1. Eerstelijk zullen de voorsz Hondeslagers haar altoos zedig, geschikt & stigtelijk moeten gedragen, zonder eenige ongerijmdheid te bedrijven inszonderheid zig wagtende voor dronkenschap, vloeken, sweeren, rasen, tieren & diergelijke kwade zeden.
2. Zullen de kerkdeuren openen & sluiten op de uuren & tijden door Kerkmeesters te ordonneeren.
3. Zullen meede de kerken beneden schoonhouden van alle vuyligheid rijnigen & vegen t’allen tijden als t nodig is, sprengende de vloeren met water om des stofs wille, maar niet op de Predikdagen, dog ordinaris des zaterdags als wanneer zij de Deuren zullen openzetten dog de hekken sluyten.
4. En bij andere gelegenheid als nodig is, zullen zij insgelijks de Deuren openzetten ook de Lugtvensteren & de haken sluyten om de kerk te verlugten.
5. In alle predicatien zullen zijlieden selve moeten blijven om de Jongens & alle ongeregeldheden te weeren zonder op die tijd eenige baren uyt te mogen brengen.
6. Zullen in t uytdrijven der moedwilligen in t slaan met voorsigtigheid & beschijdendheid handelen
7. Daar Chooren zijn zullen zij niemand onder t zingen of gedurende de predicatie daar in laaten wandelen, veel min eenig gerugt of geraas te laten maken
8. Voor de predicatie zullen zij de banken stoffen en de boeken en kussens daar in helpen leggen, als mede bij wintertijd die helpen voorsien van stoven alle het welke zonder eenige nalatendheid zal moeten worden besteld.
9. Na de predicatie zullen zij alles ter behoorlijke plaatse moeten brengen.
10. De kaarsen zullen zij mede helpen ontsteken & wanneer de Gemeente zal vertrokken zijn weder uytdoven, mitsgaders de kroonen als t nodig is helpen afnemen & wederophangen & verder de koster adsisteeren daar t nodig is ten dienste van de kerk op ordre der kerkmeesters
11. De Baaren uytbrengende zullen geen verdere nog hoger loon moeten nemen dan daar toe gesteld is.
13. Zullen geen baaren nog leenen of ander gereedschap van de kerk, t zij in de kerk, of op de kerkhoven mogen laten staan, maar die terstond moeten brengen op haar geordonneerde plaatsen
14. Zullen zorg dragen en bevorderen zo veel doendelijk is dat wanneer de Heeren Magistraten in de kerk komen, dat er plaats werd gemaakt tot de toegang van hare banken, ook wel toesien dat niemand in deselve gaan sitten, ’t zij voor of onder de predicatie, gelijk zij ook mede weeren zullen & beletten t klimmen over de Banken en gestoeltens in de kerk, als mede het zetten van stoelen & stoven der vrouwen in der Heeren gestoelte voorsz
15. Zullen haar insonderheid hebben te wagten om voor t openen van de kerk als men zal prediken iemand in de kerk in te laten door hem zelfs of een ander t zij uyt gunst of om gave, gelijk zij mede geen stoelen zullen zetten of laten zetten voor die tijd.
16. En zullen verder de voorsz hondeslagers zig hebben te gedragen rakende de actie van de kerk in dese & alle andere gelegenheden na de ordre der kerkmeester.